woensdag 10 mei 2017

Vreemd vliegt de paradijsvogel


Ik kan het mij nog goed herinneren. Kinderjaren in Enschede. Wij waren lid van de Gereformeerde Kerk. Vanuit Enschede werd zending bedreven in Nederlands Nieuw-Guinea (nu: West-Papoea). Dominee Drost werkte er, met zijn gezin. Ik herinner mij de zendingsavonden, als hij met verlof was. Verhalen en films, inboorlingen met peniskokers, varen in kleine bootjes op de rivier de Digul, mooie tropische natuur. De boeken van Piet Prins over Wambo, de Papoea-jongen, spraken nog meer tot de verbeelding.

En toen, begin zestiger jaren, het bericht: dominee Drost heeft in Nieuw-Guinea een roomse missionaris ontmoet! De man is teleurgesteld in zijn kerk en wil stoppen met zijn missiewerk daar. Hij heeft een inlandse vrouw ontmoet, of hij toen al met haar getrouwd was weet ik niet meer. Maar nu heeft Drost hem weten te motiveren om Gereformeerd predikant te worden en voor onze zending te gaan werken. Dat was me wat! Komt daar een ex-priester als dominee in de kerk. Met zijn zwarte vrouw.  Ik vond nog een oude foto. Voor mij bekende personen uit die tijd, eind zestiger jaren.


Het was een markante figuur, die Jacobus A. van der Velden met zijn vrouw Catharina. Als hij later met verlof kwam, wist hij de jeugd te boeien met zijn verhalen. Die markante stem. En zingen dat ‘ie kon! Mooie avonden. In 1974 kwam het gezin voorgoed terug naar Nederland. Hij was predikant in verschillende plaatsen en overleed in 1997.

Kort voor zijn overlijden verscheen zijn boek: “Vreemd vliegt de paradijsvogel.” Van der Velden beschrijf daarin zijn tijd in Nieuw-Guinea. Ik had het boek al jaren in de kast staan, direct na aankoop had ik het al verslonden. Tijdens een korte vakantie op Texel heb ik het opnieuw gelezen. En direct was de sfeer en herinnering terug. Zoals hij vertelde, zo schrijft hij. Je ziet het voor je.
 


Jacobus (het boek is geschreven in de derde persoon) is een Rotterdamse jongen, die priester wil worden. Hij gaat naar het seminarie in Stein en leert het kloosterleven kennen. Hij is geen doorsnee figuur en de talrijke anekdotes in dit boek onderstrepen dat. Iemand zal hem later karakteriseren als goedlachs en goed eigenwijs. Na het seminarie gaat Jacobus naar Nieuw-Guinea, zijn vriend naar Braziliƫ. Wij volgen Jacobus op zijn eerste reis naar de missiepost in de binnenlanden. Hij doet ervaring op met de andere missionarissen en de kerkelijke leiders in het gebied.

Jacobus is een liefhebber van de natuur en hij houdt van mensen. Ook van de Papoea’s (en hun zang!). Daarom koos hij ook voor de missie. Hij heeft daarbij zijn eigen methoden. Het liefste gaat hij ergens zitten, laat de mensen rustig komen en aan hem (een blanke!) wennen. Met woordjes, tabak en visdraad zoekt hij contact. Hij boekt ook zijn eerste resultaten: een man ziet ervan af een tweede vrouw te nemen, hij sluit huwelijken (soms vier tegelijk, waarbij niet elke man aan de juiste vrouw gekoppeld wordt!) en geniet van het werk. Ook maakt hij kennis met Catharine, die later zijn vrouw zal worden. Zij was leerling aan de opleiding voor dorpsonderwijzeres en werkte in de wasserij.

Gaandeweg raakt Jacobus gefrustreerd over de werkwijze en ideeĆ«n van zijn superieuren. Zij leven op een westerse manier in de binnenlanden van Nieuw-Guinea, zonder zich af te vragen welke indruk dat geeft bij de oorspronkelijke bewoners. Jacobus brengt het zo onder woorden: “God heeft rijk en arm geschapen. Wij hadden net als zij arm moeten worden. In plaats van hen te willen verheffen, desnoods (!, HdB) met inschakeling van de godsdienst.” Het zal duidelijk zijn dat er conflicten volgen. Over idealen wordt niet meer gesproken, iedereen mijdt Jacobus of zwijgt de verschillen dood. Hij wordt (voor zijn gevoel) verbannen naar afgelegen posten. En er wordt gesuggereerd dat er van alles is voorgevallen tussen Jacobus en Catharina tijdens een boottocht. De situatie wordt onhoudbaar.
Jacobus besluit zijn pij aan de wilgen te hangen en de missie te verlaten. Dat valt nog niet mee, er moeten heel wat horden genomen worden. En daarbij vergeet hij Catharina niet, voor wie het werken ook steeds moeilijker wordt.

In het laatste hoofdstuk loopt Jacobus onverwacht tegen “een kleine, gedrongen man” op, die zendeling blijkt te zijn. Diens enthousiasme werkt aanstekelijk. Er is vanaf het begin een klik. Jacobus is terug bij wat ook de liefde van zijn hart is en vergeet eigen problemen.  Nieuwe wegen openen zich, er komt weer perspectief.


Ja, en dan die paradijsvogel. Van der Velden schrijft:
Vreemd vliegt de paradijsvogel, golvend, gehinderd door zijn lange staart.
Vreemd vliegt de paradijsvogel, om echter in de toppen van de boom,
met de veren uitgespreid,
te dansen en de vele zonnestralen te vangen in een waaier van vuur.
In zijn dagboek is de laatste zin hierbij:
Wie weet, zal ik ook vreemd vliegen, om te dansen als een doldwaze paradijsvogel.

Het was een genot het boek van Van der Velden nog eens te lezen. Over de vreemde vlucht van deze bijzondere paradijsvogel. Ik heb hem zien genieten, dansen en horen zingen, daar in Enschede!

Vreemd vliegt de paradijsvogel door J.A. van der Velden verscheen in 1997 bij Uitgeverij Van Wijnen en telt 183 pagina’s. Van harte aanbevolen.

1 opmerking:

  1. Wat een prachtige beschrijving, ook vanuit jouw herinneringen, over mijn opa en oma. Hartelijk dank voor het delen!

    BeantwoordenVerwijderen